’Door de verbinding onderzoek, opleiding en praktijk kunnen wij het verschil gaan maken’
Martine Derks is als kwartiermaker betrokken bij de oprichting van het Landelijk Expertisecentrum PO-VO (LEPOVO) voor acht- tot veertienjarigen. Wat is haar drijfveer? Waarom is de komst van het expertisecentrum zo van belang? En welke onderwerpen worden als eerste opgepakt? We vragen het aan Martine.
Wat is je achtergrond?
‘Van huis uit ben ik orthopedagoog en gespecialiseerd in de ontwikkeling van tieners. In de eerste jaren was mijn belangstelling vooral gericht op het gezinssysteem rondom deze leeftijdsgroep. Later ben ik me steeds meer gaan focussen op het onderwijssysteem. Ik merkte namelijk dat ook het onderwijssysteem zelf oorzaak was van veel problemen rondom deze leeftijdsgroep. Als we willen dat het onderwijssysteem toegangsmogelijkheden voor tieners tot onze samenleving stimuleert, dan moeten sectoren binnen het funderend onderwijs over hun eigen schaduw heen stappen. En tegelijkertijd kunnen we dat niet los zien van de verschillende opleidingen voor leraren. Vanuit die overtuiging ben ik lange tijd als programmamanager betrokken geweest bij de ontwikkeling van partnerschappen voor Samen Opleiden & Professionaliseren. Daar ligt mijn inziens de sleutel om kansengelijkheid voor deze leeftijdsgroep te bevorderen, maar ook daar moet dan nog veel gebeuren.’
Je bent als kwartiermaker betrokken bij de oprichting van het expertisecentrum. Wat is je drijfveer?
‘Ik hoefde dan ook niet lang na te denken om als kwartiermaker voor dit expertisecentrum aan de slag te gaan. Ik ben er namelijk van overtuigd dat een kennisintensieve samenwerking rondom deze leeftijdsgroep binnen een regio alleen kan slagen als regio’s zelf ook investeren in slimme vormen van kennisontwikkeling en kennisdeling op landelijk niveau. En gelukkig was dat voor een aantal regio’s en netwerken rondom deze leeftijdsgroep ook vanzelfsprekend. In mijn ogen zijn dat belangrijke voorlopers.‘
‘Daarnaast wilde ik graag gepassioneerde onderzoekers uit zowel hogescholen als universiteiten. Hoogleraren en lectoren werken namelijk al intensief samen rondom eerlijker onderwijs voor deze leeftijdsgroep. Het is immers een urgent vraagstuk, niet alleen vanuit het perspectief Beter onderwijs aan deze leeftijdsgroep, maar ook vanuit het perspectief Sociale cohesie binnen onze samenleving. Ik ben dan ook blij dat zowel lectoren als hoogleraren deze handschoen met lerarenopleidingen en de beroepspraktijk op gaan pakken.’
‘Met trots kan ik zeggen dat er een kennisnetwerk van start gaat wat niet alleen impact gaat hebben op het (opleidings)onderwijs binnen regio’s, maar ook een adviserende functie kan gaan vervullen op landelijk niveau.’
Waar gaan jullie binnen het expertisecentrum mee aan de slag?
‘Op basis van vraagarticulatie zijn we tot drie onderzoekslijnen gekomen waarmee wij van start gaan. Hoe kunnen acht tot veertienjarigen beter gevolgd worden vanuit leerlijnen en hun brede ontwikkeling om beter af te kunnen stemmen en kansrijker te adviseren? Daarnaast gaan we onderzoek doen naar verschillende manieren waarop het primair en voortgezet onderwijs anders kan samenwerken om de overgang voor leerlingen te verbeteren. En tenslotte hebben we ook een derde onderzoekslijn die van belang is voor opleidingen en partnerschappen waarmee (aanstaande) leraren worden opgeleid. Een eerste actie binnen deze onderzoekslijn is dat we komende maanden vast willen stellen welke kennis (aanstaande) onderwijsprofessionals nodig hebben om bij te kunnen (blijven) dragen aan beter onderwijs voor acht tot veertienjarigen. Dat wordt vertaald naar het niveau van startbekwaam, basisbekwaam en vakbekwaam. Vervolgens wordt onderzocht wat dat betekent voor de samenwerking tussen verschillende lerarenopleidingen en partnerschappen binnen regio’s. Een onderzoekslijn die bij gaat dragen aan een leven lang leren van leraren rondom deze leeftijdsgroep.’
Hoe pakken jullie dit aan?
‘Op iedere lijn gaan we onderzoeken wat er al binnen onderzoek, onderwijs of opleidingspraktijk is ontwikkeld en toegankelijk gemaakt kan worden voor andere onderwijsprofessionals. In co-creatie ontwikkelen wij vervolgens nog wat ontbreekt. Daarbij hanteren we steeds twee perspectieven. Aan de ene kant gaat het om doorlopende leer- en ontwikkellijnen voor acht tot veertienjarigen. Aan de andere kant gaat het om doorlopende ontwikkelpaden voor (aanstaande) onderwijsprofessionals.’
Waarom is de komst van een expertisecentrum zo van belang?
‘We nemen de zorg vanuit de beroepspraktijk heel serieus. Zij maakten zich zorgen over de kwaliteit van de pabo’s als het gaat om de voorbereiding van startende leraren die met deze leeftijdsgroep binnen het primair of voortgezet onderwijs aan de slag moesten gaan. Vanuit die zorg is in 2020 zelfs de motie Heerema aangenomen waarin gepleit wordt voor splitsing van de pabo’s. Ik ben er echter van overtuigd dat we dat zeker niet moeten willen. Splitsing is daarvoor niet nodig, omdat dit zelfs schadelijk gaat werken als het gaat om doorlopende leer- en ontwikkellijnen. En dat laatste willen we juist. Geen overladen programma’s maar meer diepgang in het gehele opleidings- en professionaliseringsaanbod voor (aanstaande) leraren. Belangrijker is dat pabo’s met andere lerarenopleidingen gaan samenwerken rondom doorlopende leerlijnen voor acht- tot veertienjarigen. We moeten over onze eigen grenzen leren denken. Dit betekent dat dit expertisecentrum ook nauw gaat samenwerken met het Landelijk Expertisecentrum Jonge Kind (LEJK). Dat wordt al na de zomer zichtbaar in een gezamenlijk congres rondom doorlopende leer- en ontwikkellijnen.’
Wat gaat het expertisecentrum opleveren?
‘Met informele en formele vormen van kennisdeling zetten wij in op een leven lang leren van (aanstaande) onderwijsprofessionals binnen de beroepspraktijk en opleidingen. Maar ook voor directeuren, beleidsmakers of bestuurders gaat het expertisecentrum inzetten op kennisdeling die relevant is om de samenwerking tussen sectoren rondom deze leeftijdsgroep te versterken. Het is dus slim om het expertisecentrum te volgen en je in te schrijven op de nieuwsbrief. Want op de website en via de nieuwsbrief blijf je op de hoogte van congressen en webinars die voor jouzelf interessant zijn. Daarnaast zal de website zicht komende maanden gaan vullen met good practices, artikelen en inhoudelijke bijdragen die ieder kan benutten voor zijn eigen praktijk.’